In Nederland hebben we het best goed voor elkaar. Er is goed onderwijs en uitstekende gezondheidszorg. De wegen zijn goed, we hebben rechtbanken en de brandweer rukt uit als we in nood zijn. Deze publieke diensten worden betaald uit belastinggeld dat we met z’n allen opbrengen. Hoewel ook grote (internationale) bedrijven profiteren van goede publieke diensten, dragen ze er vaak niet aan bij.
Goed nieuws voor inheemse gemeenschappen in het Amazonegebied! Tijdens het 'Goed Geld Gala' van de Nationale Postcode Loterij, dat gisteren in Carré in Amsterdam gehouden werd, werd een cheque van maar liefst 14,8 miljoen euro toegekend aan het droomfondsproject 'All eyes on the Amazon'.
Waarom sturen internationale financiële instellingen zoals de Wereldbank, maar ook de G20, steeds aan op infrastructuur als motor voor ontwikkeling? Dat is de vraag die International Rivers stelt in een recent rapport over de grote focus op infrastructuur voor ontwikkeling. De strategische infrastructuurprojecten zoals grote dammen en transportcorridors die de Wereldbank en G20 promoten, worden ondersteund met publieke gelden. Deze projecten worden aantrekkelijk gemaakt voor private investeerders door bijvoorbeeld garanties te geven. Een van de voorbeeldprojecten die wordt genoemd is de Grand Inga Dam in de Congo rivier (DRC) - als het ooit zover komt zou dit de grootste dam ter wereld worden.
In tijden van wereldwijde lockdown gaat alle aandacht uit naar de zorg, naar het verdriet van mensen die dierbaren verliezen, naar thuisscholende kinderen en de buurvrouw die zelf niet meer naar de supermarkt kan. Ambtenaren en politici zijn hard aan het werk om zowel de huidige COVID-19-crisis als de economische crisis die daarmee samenhangt, te bezweren.
De Wereldbank stemt nog vóór het eind van 2011 over het invoeren van een nieuw leeninstrument: 'Program for Results' (afgekort P4R). Hiermee wil de Wereldbank beter tegemoetkomen aan de wensen van ontwikkelingslanden en tegelijkertijd haar reikwijdte vergroten door geld van publieke en private donoren bij elkaar te brengen in sectorale programma's. NGO's van over de hele wereld, maar ook het bedrijfsleven en verschillende regeringen hebben zorgen geuit over P4R, omdat een groot aantal standaarden zal worden losgelaten met mogelijk aanzienlijke negatieve gevolgen voor mens en milieu. Daarom stelde een aantal organisaties een brief op aan de Wereldbank waarin zij hun zorgen over P4R beargumenteren.
"Mijn idee van 'goed' is dat mensen kunnen beslissen over hun eigen ontwikkeling; dat ze kunnen beslissen over wat er met hun omgeving gebeurt. Dat wij allemaal respect hebben voor de grenzen van onze ecosystemen en dat vrouwen, net als mannen, zich kunnen ontplooien op de manier die zij willen". Danielle Hirsch reageert op een vraag uit het publiek, waar zij zojuist een lezing gegeven heeft over haar toekomstvisie op een duurzame economie.
Vijf panelleden gingen de discussie aan met het publiek tijdens het Politiek Café dat op 23 maart plaatsvond in café Dudok in Den Haag. Een groot aantal belangstellenden, afkomstig uit waterbedrijven, maatschappelijke organisaties en de overheid, was op de bijeenkomst afgekomen Het mensenrecht op water en sanitatie is een actueel onderwerp waar veel interesse voor bestaat.
Waarom leent de Europese Investeringsbank (EIB) een half miljard euro aan de Braziliaanse ontwikkelingsbank BNDES? Het geld, opgebracht door de Europese belastingbetaler, komt uit het potje ‘klimaatgelden’ en is dus bestemd voor projecten die klimaatverandering tegengaan. Maar is BNDES dan de meest logische keuze? Anouk Franck ging naar Brazilië om meer te weten te komen over deze lening.
(Dit artikel verscheen op 18 januari in het Engels in het tijdschrift Inside Philantrophy)
Maar weinig mensen in de filantropie begeven zich in die sector omdat ze ervan dromen bij een financiële instelling te werken. Toch is dit precies wat ze doen. De filantropische sector zoals we deze tegenwoordig kennen, is met opzet ontworpen door de gewetenloze zakenlieden die in het begin van de 19e eeuw opkomst maakten. Het was een reactie op de extreme welvaartsongelijkheid die ze zelf hadden gecreëerd via uitbuitende arbeidspraktijken in de olie-, staal- en scheepvaartindustrie. Of het nou oprecht was om de schade die ze hadden aangericht te herstellen, of gewoonweg om hun naam te zuiveren, de industriëlen verworven een monopolie in de filantropische sector. Ze beschermden haar voor rechtszaken tegen haar functie als tax shelter en beperkten toezichtwetgeving die democratische besluitvorming zou kunnen stimuleren. Tegenwoordig bedraagt de waarde van de filantropische sector ongeveer 2,3 biljoen dollar, oftewel 3% van de wereldeconomie.