Armoede en milieudegradatie
Armoede en milieudegradatie
De redenering klinkt logisch en is begrijpelijk: arme mensen wonen vaak zeer dicht bij elkaar. De grondstoffen die ze gebruiken en de degradatie die daaruit voortkomt, concentreert zich plaatselijk en is vaak goed zichtbaar.
Hoe begrijpelijk ook, de redenering klopt niet. Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat de druk op milieu en natuur toeneemt naarmate mensen actiever deelnemen aan de mondiale economie. Maar nog veel relevanter is dat de effecten van de 'roofbouw' als gevolg van armoede in geen verhouding staan tot de effecten op natuur en milieu van de wereldwijde economische ontwikkeling. Als we de geldstromen bekijken die een relatie hebben met water, land en bossen, stroomt het geld uit arme landen naar Europa en de VS, en de laatste tijd naar China. In 2005 vloeide er bijna 500 miljard dollar uit ontwikkelingslanden richting de rest van de wereld.
De productie van Westerse bedrijven en onze consumptiepatronen zijn bepalend voor wat in ontwikkelingslanden verbouwd en ontgonnen wordt. Alleen als we die processen verduurzamen door in te zetten op goede arbeidsomstandigheden en het respecteren van criteria voor land- en watergebruik, kunnen we mondiale milieudegradatie tegengaan.
Duurzamere productie en consumptie dragen bovendien bij aan armoedebestrijding. Het huidige mondiale groeimodel zet grote druk op lokale rechten op land, water en bossen via de grootschaligheid en uniformiteit die onze productie en consumptie karakteriseren. Als onze bedrijven en wij als consument meer rekening houden met duurzaamheid, zal dat ook voor een deel van de armen positieve spin-off hebben.