Both ENDS

En
Nl
Zoeken
Blog / 16 juni 2020

De politieke en industriële elites in Indonesië grijpen hun kans

In september 2019 vulden de straten van Jakarta zich met woedende demonstranten. Ze protesteerden tegen de ‘Omnibus-werkgelegenheidswet’ die ervoor zou zorgen dat de regels voor mijnbouw versoepelen, bedrijven nauwelijks meer aansprakelijk worden gesteld voor gepleegde misdrijven en de nationale anticorruptie-commissie minder macht krijgt. Vandaag de dag zijn zulk soort protesten in Indonesië absoluut niet meer mogelijk vanwege de Covid-19 crisis en bijbehorende lockdown-maatregelen. Andere manieren voor Indonesische burgers om enige invloed te hebben op besluit- en wetgevingsprocessen waren er sowieso al nauwelijks.

De Indonesische regering, die begin maart snel moest handelen om de Covid-19-uitbraak onder controle te houden, maakte tegelijkertijd van de gelegenheid gebruik om een aantal van de omstreden voorstellen waartegen vorig jaar nog zo heftig werd geprotesteerd, in recordtempo goed te laten keuren door het Indonesische parlement.

Momenteel worden meer dan zeventig andere wetswijzigingen onder de Omnibuswet stuk voor stuk door het parlement geduwd. Er is geen publieke consultatie mogelijk over deze wet, laat staan dat men de kans heeft om het meer dan duizend pagina’s tellende wetsvoorstel te lezen en de gevolgen ervan in de praktijk daadwerkelijk te doorgronden.

Bedrijven op de eerste plaats

"De Omnibuswet laat zien hoe onverschillig de overheid is ten aanzien van gemeenschapsrechten”, zegt Djayu Sukma van de organisatie Yayasan Masyarakat Kehutanan Lestari in West Kalimantan. “Door de omnibuswetdiscussie tijdens de Covid Lockdown te voeren en de belangen van investeerders en de grootste bedrijven op de eerste plaats te zetten, misbruikt de regering het mandaat dat haar door het volk werd gegeven."

"Het idee achter de Omnibuswet is op zich goed, namelijk het wegnemen van de inconsistenties in veel overlappende wetten en regelgeving. Maar het probleem is dat de wet dit niet doet door de positie van lokale gemeenschappen te versterken, maar door alle vuile praktijken van investeerders te legaliseren, zoals landroof, vernietiging van het milieu, en het negeren van mensenrechten en de rechten van inheemse volkeren. De potentiele gevolgen zijn niet te onderschatten.”

Geen aansprakelijkheid

Een greep uit de voorgestelde wetswijzigingen: de verplichting tot het voorkomen van milieuschade en tot het vooraf maken van milieueffectrapportages worden tot een minimum beperkt, net als straffen bij overtredingen. In de praktijk betekent dat bijvoorbeeld dat een bedrijf als het milieuschade of een bosbrand veroorzaakt, daarvoor veel moeilijker aansprakelijk worden gesteld.

Daarnaast zijn palmoliebedrijven nu nog verplicht om 20% van hun landconcessies te reserveren voor de kleinschalige boeren van wie het land ooit was, zodat deze boeren en hun gezinnen tussen de palmolieplantages nog enigszins in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Ook die verplichting wordt afgeschaft. De Indonesische centrale overheid wil bovendien alle zeggenschap over het beheer van land, bos en natuurlijke hulpbronnen naar zich toetrekken, waardoor lokale overheden niets meer te zeggen zouden hebben over het beheer van land, bos en water in hun regio en alle beslissingen in het verre Jakarta zouden worden genomen.

Schimmig proces

De hele gang van zaken roept ook veel vragen op over de legitimiteit van Indonesische wetgevingsprocessen, en veel maatschappelijke organisaties hebben daar al aandacht voor gevraagd. “We hebben net zoveel problemen met het proces als met de inhoud van dit wetsvoorstel” zegt Franky Samperante van NGO Yayasan Pusaka uit Jakarta die werkt met inheemse en lokale gemeenschappen in bos- en plantagegebieden. “Het proces is niet participatief, er is geen openbare raadpleging geweest en de regering heeft voornamelijk zakelijke vertegenwoordigers ontmoet. De meeste mensen in regionaal Indonesië, waar de impact het grootst zal zijn, weten niets van dit wetsvoorstel.”

Mensenrechten- en milieuwetgeving ondermijnd

Tientallen jaren van strijd van vakbonden, milieuactivisten en mensenrechtenverdedigers dreigen in korte tijd teniet te worden gedaan. “De omnibuswet is, als deze wordt aangenomen, de wet die de huidige mensenrechten- en milieuwetgeving in Indonesië het meest ondermijnt” zegt Andi Muttaqien van de Institute for Policy Research and Advocacy – ELSAM, uit Jakarta.

Volgens de regering is het versnellen van het Omnibus-wetsvoorstel tijdens de lockdown nodig zodat in de tweede helft van 2020 investeringen aangetrokken kunnen worden om het verlies vanwege diezelfde lockdown te compenseren. Muttaqien: “De regering wil Indonesië investeringsvriendelijker maken en belooft dat dit banen zal opleveren, maar als we naar de details kijken, is deze wet juist heel slecht voor de Indonesische bevolking.”

Reactie EU en Nederland

Het is onduidelijk welke invloed de wijzigingen in het Omnibus-wetsvoorstel zullen hebben op de lopende onderhandelingen over vrijhandelsovereenkomsten tussen de EU en Indonesië. Nederland is binnen Europa de grootste importeur van Indonesisch hout en palmolie en heeft zich eraan gecommitteerd om in 2020 100% duurzame palmolie te importeren. Bovendien moet vanaf 2020 de Nederlandse import van álle landbouwproducten ‘ontbossingsvrij’ zijn. Het is nog afwachten hoe de Nederlandse regering en Nederlandse importeurs zullen reageren op de wetswijzigingen, die in strijd zijn met deze duurzame inkoopverplichtingen.

Naar duurzaam EU-handelsbeleid

In een tijd waarin steeds meer twijfel ontstaat over de industriële methoden en ontwikkelingsmodellen die we lange tijd als vanzelfsprekend beschouwden en waarin veel landen juist bezig met de overgang naar schone, duurzame en inclusieve ontwikkelingsmodellen, is het extra zorgwekkend dat de Indonesische regering al deze stappen achteruit zet.

Om dit soort negatieve ontwikkelingen tegen te gaan, niet alleen in Indonesië, maar ook in andere landen waar de EU haar voedsel, energie, en andere cruciale grondstoffen vandaan haalt, zou de EU een duurzaamheid echt leidend moeten maken in haar handelsbeleid. De EU kan er niet zomaar op vertrouwen dat de duurzaamheidsmaatregelen in producerende landen, die vaak kwetsbaar zijn voor veranderende politieke belangen en nationale economische prioriteiten, afdoende zijn en worden nageleefd. Daarom moet de EU strenge bindende criteria opstellen voor import, goed monitoren of deze worden nageleefd en de handelsrelatie beëindigen bij twijfel.

Lees meer over dit onderwerp