Both ENDS

Blog / 6 juni 2012

Het goede leven: Iedere regio zoveel mogelijk zelfvoorzienend

Het goede leven: Iedere regio zoveel mogelijk zelfvoorzienend

 

Digitale horloges met hun uiterst milieuschadelijke batterijen worden onbetaalbaar door een pittige belastingheffing op cadmium, kwik en lood. Geen probleem, want we kunnen gewoon weer opwindbare horloges gaan dragen. Net als de digitale horloges zijn veel andere consumptieverlangens van de mondiale middenklasse - een tweede auto, airconditioning in elke ruimte, steeds grotere en plattere tv-schermen - vanuit milieuoogpunt onhaalbaar. Daarom moeten we die verlangens drastisch terugschroeven. Het alternatief voor onze huidige verkwistende levensstijl is een sober, maar goed leven. Dat staat Eduardo Gudynas voor ogen. Voor de zekerheid zoekt hij de betekenis van het woord austero nog even op in het woordenboek. Inderdaad: sober, eenvoudig. "In mijn ideaal is luxe zeker nog mogelijk, maar zal heel, heel, heel veel kosten. Dat komt doordat de prijzen de waarheid zullen vertellen, omdat ze zijn gecorrigeerd voor de sociale en milieukosten." Zo zal een economische en belastinghervorming het delven van grondstoffen veel duurder maken. "De royalties die de mijnbouw betaalt gaan fors omhoog. Een ton ijzer wordt veel duurder. En daarmee heel veel spullen."

 

Goed leven is de kern van Gudynas' ideaal. In het Spaans: buen vivir. Maar in zijn invulling is buen vivir het tegenovergestelde van Luilekkerland. Buen vivir is een vertaling van de indiaanse Kichwa-term sumak kawsay. Het begrip staat diametraal tegenover het westerse mens- en natuurbeeld, waarin welzijn en welvaart voor het individu voorop staan. Gundynas: "Buen vivir gaat ervan uit dat welzijn alleen kan bestaan in een gemeenschap, die ook de natuur omvat. De mens maakt immers deel uit van de natuur en staat daar niet tegenover. Buen vivir overstijgt dus het westerse dualisme van natuur tegenover maatschappij, individu tegenover gemeenschap."

 

Gudynas waarschuwt dat we buen vivir niet moeten opvatten als een 'terug naar vroeger'-gedachte, naar de prekoloniale tijd van de grote indianenculturen in Zuid-Amerika. "Ik propageer geen terugkeer naar de gemeenschappen van jagers-verzamelaars in het oerwoud. Het gaat erom dat de kwaliteit van het leven centraal komt te staan, niet de toename van het bruto nationaal product." Lachend: "Ook in het concept van buen vivir hebben we wel goede computers en andere technologie. Om het simpel te zeggen: in mijn droom stoppen we niet met het bouwen van bruggen, en verwerpen we niet de westerse natuur- en wiskunde om ze te bouwen. Maar die bruggen zullen wel anders zijn wat betreft hun omvang en het materiaalgebruik. En ze zullen op andere plekken over rivieren en kloven liggen. Namelijk daar waar ze bijdragen aan het bevredigen van lokale en regionale transportbehoeften, en niet waar ze bijdragen aan de behoefte van globale markten." Technologie blijft dus hard nodig, "maar producten zullen veel langer meegaan dan nu, tientallen jaren, en de reparatiemogelijkheden zijn groot. Dat schept werk, en je hebt veel minder afval."

 

Er waait al enige tijd een links briesje, soms verbaal aanloeiend tot orkaankracht, over het Latijns-Amerikaanse continent. Maar dat heeft niet geleid tot een radicale breuk met het oude economische denken. Latijns-Amerika is sinds zijn 'ontdekking' door de Europeanen onafgebroken een belangrijke grondstoffenleverancier voor de westerse economieën. Alle linkse retoriek ten spijt, is het dat nog steeds. Ging het aanvankelijk vooral om agrarische grondstoffen en vlees, de laatste decennia komen daar olie, gas, kolen en andere delfstoffen bij. Niet alleen Europa en Amerika, ook nieuwkomers als China en andere opkomende economieën zijn gretige afnemers. Nieuw is de grote rol van de staat bij de winning van grondstoffen en de verdeling van de opbrengsten onder bredere lagen van de bevolking. Maar het idee - Latijns- Amerika als goedkope grondstoffenleverancier - blijft hetzelfde en aan de negatieve milieugevolgen verandert niks, net zomin als aan de afhankelijkheid van de buitenlandse vraag.

 

Gudynas geeft een paar voorbeelden om zijn harde oordeel te onderbouwen. "Bolivia exporteert in toenemende mate voedingsgewassen, terwijl een groot gedeelte van de bevolking in armoede leeft en honger leidt. In Colombia domineert de bloemensector de landbouw. De bloemen gaan vooral naar de Verenigde Staten. Het land zelf moet steeds meer voedsel importeren. Daar moeten we radicaal mee stoppen." De laatste tijd heeft met name de dagmijnbouw een enorme vlucht genomen, gedreven door de wereldwijde schaarste aan metalen en mineralen. De milieuschade is groot, zegt Gudynas. "Zelfs Uruguay, toch een landbouwland bij uitstek, ontkomt niet aan grootschalige mijnbouw."

De fout die al die linkse Zuid-Amerikaanse regeringen maken, volgens Gudynas, is dat ze ontwikkeling gelijk stellen aan economische groei. Vandaar dat ze doorgaan met het exporteren van grote hoeveelheden grondstoffen. Gudynas vindt het "naïef om te denken dat de armoede vermindert door meer export van grondstoffen. We hebben een ontwikkelingsstrategie nodig die autonoom is en van binnenuit komt."

 

Onderlinge handel
Die strategie is buen vivir, een concept dat is opgenomen in de nieuwe grondwetten van Ecuador en Bolivia, en dat in brede kringen in Zuid-Amerika wordt bediscussieerd. Letterlijk betekent het 'goed leven', maar "eigenlijk is het een term die niet zo goed te vertalen is." We moeten buen vivir ook beslist niet zien als een uitontwikkeld idee.

 

Gudynas benadrukt dat buen vivir niets te maken heeft met het, volgens hem, westerse debat over nulgroei of negatieve groei. "Nulgroei of ontgroeien zou een gevólg kunnen zijn van deze benadering, maar is geen voorwaarde of aanname. De overconsumptie van sommige groepen, bijvoorbeeld de zeer rijken, moet afnemen. In die zin krijg je minder groei. Maar andere sectoren hebben juist groei nodig, zoals het onderwijs en de constructie van sanitaire voorzieningen. Groei of geen groei zal uiteindelijk het resultaat zijn van deze aanpak."

 

Buen vivir zal ook grote gevolgen hebben voor andere economieën, voorziet Gudynas. Er komt namelijk een einde aan de ongebreidelde export van grondstoffen naar Europa en Noord-Amerika, of China en India. "Die krijgen niet langer onze kolen en gas, dus bereidt u maar goed voor op winters zonder onze brandstoffen", lacht hij. "We zullen ons continent ontkoppelen van de globale economie om onze eigen economische strategie te kunnen bepalen. De hoeveelheid grondstoffen die we exporteren zal hooguit nog 10 procent bedragen van de huidige. Alleen wat we over hebben is voor de export." Bijkomend effect is dat de sociale en ecologische problemen vanzelf afnemen als het continent de hulpbronnen voornamelijk voor zichzelf gaat gebruiken: de hoeveelheid grondstoffen die Latijns-Amerika nodig heeft is veel minder dan wat nu wordt geëxporteerd. Bovendien zal aan elk groot project, elke winning van delfstoffen, een studie over de sociale en milieugevolgen voorafgaan. Dat zal de exploratie en exploitatie flink afremmen, verwacht Gudynas.

 

In plaats van een op export gerichte economie moet er volgens Gudynas meer regionale integratie in Latijns-Amerika komen. "De handel tussen de landen in Zuid-Amerika zal toenemen. In plaats van een tafel en stoel in China te kopen, kunnen we dat toch veel beter regionaal doen!"

 

Niet langer is globalisering het perspectief maar zelfredzaamheid. Landen en continenten zullen vooral hun eigen boontjes moeten doppen. Dat gaat ver, als het aan Gudynas ligt, "maar het betekent geen isolement. We kunnen de wereld ons surplus van voedsel en andere goederen sturen, mits de productie voldoet aan sociale- en milieunormen. En voor de levering van diensten zie ik helemaal geen belemmering." Geruststellend: "En we blijven natuurlijk boeken en muziek uitwisselen met andere continenten."

 

Landbouw is de basis
In Gudynas' droom is landbouw de basis van de economie, zodat voedselsoevereiniteit op het hele continent een feit is. "Daardoor is er tegen die tijd ook geen ondervoeding meer. En aangezien landbouw goed is voor de werkgelegenheid, zal iedereen werk hebben en de armoede zijn gedaald tot 0 procent." Op ongeveer de helft van het hele landbouwareaal zal biologisch worden geboerd. Waar de productie plaatsvindt is afhankelijk van de ecologische capaciteit van elke regio. Uitgangspunt is dat elke regio zo veel mogelijk zelfvoorzienend is. Dat is niet helemaal mogelijk, erkent Gudynas. "Je kunt Uruguay beter biologisch vlees laten produceren dan aardappelen, want die groeien hier alleen door veel bestrijdingsmiddelen toe te passen. Je produceert daar waar dat het beste kan. Dat is dus een andere opvatting van voedselsoevereiniteit: niet de landen in Latijns-Amerika zijn daarvoor maatgevend, maar de ecologische capaciteit van de regio's."

 

Dat brengt hem meteen op het bestuur, waar ook veranderingen nodig zijn. De landen van Latijns-Amerika behouden hun soevereiniteit. Maar, als de regio's dat wensen, komen er vormen van regionaal bestuur "die niet zijn gebaseerd op de grenzen van de staat maar op de behoeften van de regio's. De regio waarin het Titicacameer ligt bijvoorbeeld, wordt nu bestuurd door Peru en Bolivia. Maar dat kan veel beter door een regionaal bestuur, dat het meer als uitgangspunt neemt."

 

Grote miljoenensteden als São Paulo en Buenos Aires hebben volgens Gudynas de menselijke maat overschreden. "Zij verliezen inwoners ten koste van middelgrote steden die beter over het continent zijn verspreid. Nu liggen bijna alle grote steden in Latijns-Amerika aan de kust. Een herschikking leidt tot een betere verdeling tussen stad en platteland." Aan de afname van het inwoneraantal van deze steden komt geen dwang te pas, haast hij zich te zeggen. Integendeel, het hele continent moet veel democratischer worden. "We gaan weg van de presidentiële democratieën, met veel uitvoerende macht voor de president. In de plaats daarvan komt een echte balans tussen de machten. En veel meer participatie van de bevolking, zeker wat betreft grotere projecten. Ook verschuift de machtsbalans meer richting provincies en regio's."

 

Er is niet veel tijd te verliezen, meent Gudynas, want anders is de schade die de huidige levensstijl aanricht aan mens en natuur niet meer te herstellen. "Ik hoop dat de olie snel opraakt, of snel over zijn hoogtepunt heen is. Dan kunnen we de schade die onze leefstijl aanricht nog repareren. Als het een langdurig proces wordt, ben ik pessimistischer."

 

Specialist in duurzame ontwikkelingsstrategie
Eduardo Gudynas is in 1960 geboren in de Uruguayaanse hoofdstad Montevideo. Hij is afgestudeerd sociaal-ecoloog en schreef zijn proefschrift over de milieubeweging in Latijns-Amerika. Tegenwoordig is hij directeur van het Centro Latino Americano de Ecología Social (CLAES) in Montevideo. Hij is gespecialiseerd in duurzame ontwikkelingsstrategieën voor Latijns-Amerika, met de nadruk op natuurbescherming, de situatie van de landbouw, regionale integratie en globalisering.
Gudynas is betrokken geweest bij de publicatie van diverse edities van de Global Environmental Outlook van het VN-Milieuprogramma UNEP. Sinds 2010 is hij lid van het klimaatpanel IPCC van de Verenigde Naties.
Gudynas schreef een tiental boeken, die vooral zijn verspreid in Spaanstalige landen. Ook heeft hij talloze wetenschappelijke publicaties op zijn naam staan. Met grote regelmaat verwoordt Gudynas zijn opinies ook in de Latijns-Amerikaanse media.

Lees meer over dit onderwerp