Both ENDS

Nieuws / 20 March 2012

Waarom hulp wel werkt!

Hulpcritici roepen van alles, maar hun argumenten kunnen makkelijk worden weerlegd

Door Lieke Ruijmschoot

Enkele jaren geleden, toen ik net mijn eerste baan in internationale samenwerking begonnen was, werd dit bericht op verjaardagsfeestjes nog begroet met 'wat goed zeg, wat idealistisch van je'. Tegenwoordig voel ik me meer de nieuwe NS-conducteur, die er maar liever een beetje omheen draait wat ze nou precies doet, om de gebruikelijke reacties te vermijden: "oh, dus jij geeft onze belastingcentjes uit" of "schaam je je niet een beetje voor de exorbitante salarissen van jullie goede doelen directeuren?"

 

Het helpt niet dat criticasters, die het graag over de 'hulpindustrie' hebben, in de media vrij spel krijgen om onwaarheden te verspreiden over deze sector. Zo was er Frits Wester, die bij Pauw & Witteman aan tafel beweerde dat er aan het eind van elk jaar makkelijk 1,5 miljard Euro wordt rondgestrooid door donororganisaties, omdat het geld 'over' is. Zij geven dit dan aan het eerste het beste leuke projectje dat ze tegenkomen. Niemand aan tafel sprak Wester tegen, of vroeg wat de bron van zijn groteske bewering was. Bolkestein voegde er alleen nog aan toe dat het gemiddelde budget voor ontwikkelingssamenwerking in Europa slechts 0,35 procent van het BNP was; ook niet waar (dit is 0,45 procent). Zelfs Rob Wijnberg, hoofdredacteur van deze krant, schreef in zijn column #watjegeeftiswatjekrijgt dat ontwikkelingshulp vooral dictators, rebellen en goedbetaalde managers financiert, zonder te verantwoorden hoe hij daarbij kwam. De sector zit in het beklaagdenbankje, en volgens mij komt dit door een aantal hardnekkige misverstanden.

Om een eerlijk gesprek te voeren over wat ontwikkelingssamenwerking nu werkelijk probeert, bereikt en kost is het nodig om de onwaarheden die steeds herhaald worden te ontkrachten. Daarom hier mijn repliek op drie veel gehoorde misvattingen.


Misvatting #1: Ontwikkelingssamenwerking kost onze maatschappij veel te veel geld.
Het budget voor ontwikkelingssamenwerking was in 2010 nog 0,8 procent van ons Bruto Nationaal Product, namelijk 4,8 miljard. Na een eerdere bezuiniging is het budget vanaf 2012 vastgesteld op 0,7 procent van het BNP, en omdat het BNP gedaald is, ligt het absolute bedrag nog lager, namelijk op 4,3 miljard euro. Gemiddeld wordt dit echter op acht keer zoveel geschat, blijkt uit onderzoek van de NCDO. Wanneer de respondenten verteld werd hoe groot het budget voor ontwikkelingssamenwerking werkelijk is, daalde het aandeel dat hierop wilde bezuinigen van 63 procent naar 49 procent.

 

Misvatting # 2: Ontwikkelingssamenwerking, dat zijn vooral hulporganisaties met dure directeuren.
Het budget voor ontwikkelingssamenwerking wordt verdeeld over een aantal kanalen. Eénderde gaat via ambassades naar de 15 partnerlanden die staatssecretaris Ben Knapen (CDA) heeft aangewezen, veelal naar grote infrastructurele projecten van lokale overheden. Nog een kwart gaat naar internationale instellingen zoals de Wereldbank, IMF, VN en de EU. Het Nederlandse bedrijfsleven ontvangt 6 procent via directe subsidies. Indirect gaat daar ook nog 7 procent naartoe via de zogenaamde exportkredietverzekeringen, waarmee de Staat de risico's van exporten of investeringen van Nederlandse bedrijven aan ontwikkelingslanden herverzekert. Dan blijft er nog 23 procent (0,2 procent van het BNP) over voor de maatschappelijke organisaties.
Inderdaad zijn er in het verleden twee gevallen geweest waarbij directeuren van 'goede doelen' meer dan de Balkenendenorm verdienden. Eén daarvan was de nationale Hartstichting en betrof dus geen internationale ontwikkelingsorganisatie. Bij de ander, SNV, is de directeur opgestapt na druk vanuit de sector zelf. De salarissen van personeel van ngo's in de ontwikkelingssamenwerking staan onder streng toezicht, ook van binnenuit. Bovendien zijn dit nog altijd peanuts als je het vergelijkt met de salarissen en bonussen van bankdirecteuren... tegenwoordig ook met belastinggeld gefinancierd.

 

Misvatting #3: Ontwikkelingssamenwerking belooft de armoede de wereld uit te helpen door het bouwen van schooltjes en uitdelen van malariaprikken.
Hier wreekt zich de beeldvorming die sommige ontwikkelingsorganisaties zelf stelselmatig hebben gevoed, via posters met zielige kindjes en de rechtlijnige redenatie: met uw vijftig cent krijgt een kind een prik en zo komen we er wel. Terwijl we ook in Nederland zelf elke dag weer zien dat ontwikkeling geen simpel pad is - en wij spreken nog dezelfde taal, hebben hoogwaardige infrastructuur, en nauwelijks last van natuurrampen, op een enkele horrorwinter na. In het verleden zijn er inderdaad gevallen geweest waarbij ontwikkelingsgeld in handen kwam van dictators en rebellen. Gelukkig wordt ontwikkelingswerk al jaren grondig geëvalueerd. Er hebben dan ook al veel hervormingen plaatsgevonden om te zorgen dat die zaken waarbij buitenstaanders echt een verschil maken (zoals homo-emancipatie, waar bijvoorbeeld Hivos veel lokale organisaties bij steunt) en zaken met een grote impact (zoals zorgen dat ontwikkelingslanden een eerlijkere positie krijgen in handelsverdragen met de EU, waar bijvoorbeeld Both ENDS aan werkt) voorrang krijgen.

Zeker in tijden van bezuinigingen, is het belangrijk dat iedereen het over hetzelfde heeft. De ontwikkelingssector kan het beeld dat er een grote bak geld in een bodemloze put verdwijnt, met voldoende argumenten ontkrachten. Pas dan is er ruimte in de discussie om de waarde van internationale solidariteit en het streven naar rechtvaardigheid met de werkelijke kosten af te wegen.

 

Lieke Ruijmschoot is sinds vijf jaar werkzaam in de ontwikkelingssamenwerking. Zij werkt nu als coördinator van de Fair, Green & Global alliantie, een samenwerkingsverband van Both ENDS, Milieudefensie, het Nederlands Instituut voor Zuidelijk Afrika (NiZa), de Schone Kleren Campagne, SOMO en TransNational Institute (TNI). Zij schreef dit stuk op persoonlijke titel.

Lees meer over dit onderwerp