Both ENDS

En
Nl
Zoeken
Dossier

Inclusieve wegen naar duurzaam en gezond voedsel voor iedereen

Overal ter wereld produceren kleinschalige boerinnen en boeren voedsel op een duurzame en inclusieve manier. Ze werken samen met de natuur en met elkaar, en voorzien hun gezinnen en gemeenschappen van voldoende en gezond voedsel. Deze manier van produceren staat echter overal onder druk door grootschalige landbouw en het wereldwijd dominante industriële voedselsysteem. Samen met onze partners
probeert Both ENDS het tij te keren ten gunste van duurzame, lokale praktijken die meestal 'agro-ecologisch' of 'natuurinclusief' worden genoemd. Waarom onze
focus daarop? Agro-ecologische praktijken zijn klimaatbestendig, inclusief en vergroten de mogelijkheden voor gemeenschappen overal ter wereld om duurzaam in hun voedsel te voorzien.

Van Analog Forestry in Centraal-Amerika tot organic market gardening in Kenia, van FMNR in de Sahel tot NTFP's in India: al deze agro-ecologische praktijken hebben met elkaar gemeen dat ze ecosystemen beschermen, lokale gemeenschappen zeggenschap geven over hun land en hun manier van leven, aansluiten bij lokale kennis en tradities en zorgen voor lokale, duurzame voedselproductie.

Duurzaam

Grootschalige landbouw en het huidige wereldwijde voedselsysteem hebben geleid tot
klimaatverandering, verlies van biodiversiteit en de uitputting en degradatie van miljoenen hectares bodem. De duurzame praktijken die Both ENDS en onze partners promoten dragen juist bij aan het behoud van, of zelfs het herstel, van (agro-)ecosystemen. Ze zijn bovendien klimaatbestendig: ze kunnen beter tegen de weerschommelingen en extremen die vaker voorkomen. Dat komt vooral doordat agro-ecologie de biodiversiteit, het natuurlijk evenwicht en de kwaliteit van land en water verbetert. Gezonde, biodiverse stroomgebieden en ecosystemen kunnen veel beter tegen een stootje en helpen bovendien zelf ook de opwarming van de
aarde tegen te gaan.

Lokaal

Daarnaast zijn deze praktijken niet gebaseerd op geïmporteerde technologische
kennis en materialen, maar bouwen ze voort op lokale kennis en tradities die vaak al eeuwen teruggaan. Die kennis wordt aangevuld met met nieuwe wetenschappelijke inzichten omtrent ecologische processen. Het resultaat is dat de agro-ecologische ecosystemen die overal in de wereld binnen verschillende contexten ontstaan, zich
heel goed kunnen aanpassen aan veranderende sociale, economische en klimatologische omstandigheden.

De lokale worteling zorgt er ook voor dat de zeggenschap over de voedselproductie veel meer bij lokale gemeenschappen ligt. Ze beheren zelf hun land en hun water, bewaren en zaaien hun eigen zaden en maken hun eigen (biologische) bestrijdingsmiddelen en mest. Mannen, vrouwen, mensen met of juist zonder land, iedereen heeft een rol in het proces. Onderlinge samenwerking voor het uitwisselen van kennis en voor inclusieve besluitvorming binnen de gemeenschap (en vaak ook
tussen gemeenschappen onderling) staan centraal, waardoor er weinig input (kennis, materiaal, toestemming) van buitenaf nodig is.

Voedselsoevereiniteit

Lokale, duurzame manieren van voedselproductie gebaseerd op agro-ecologische principes dragen zo bij aan voedselsoevereiniteit, of, in andere woorden, de mogelijkheid om zelf duurzaam te voorzien in de voedselbehoefte. Dit gaat verder dan voedselzekerheid: waar voedselzekerheid zich vooral richt op voldoende voedselproductie, gaat voedselsoevereiniteit over de zeggenschap die mensen hebben over het voedsel dat ze produceren en consumeren.

Die zeggenschap is in het wereldwijde, industriële voedselsysteem ver te zoeken. Op grote schaal geproduceerde voedingsmiddelen drukken vaak lokale, kwalitatief betere producten uit de markt. Omdat grootschalige landbouw – in tegenstelling tot agro-ecologische en circulaire landbouw- de grond snel uitput en veel water verbruikt en vervuilt, zorgt het voor schaarste aan land en water. Kleinschalige boerinnen en boeren verliezen daardoor toegang tot land,en water en daarmee hun inkomen. Ze worden gedwongen te stoppen, óf mee te gaan in grootschalige, niet-duurzame productie . Dit ontwricht gemeenschappen en schaadt ecosystemen, terwijl dit volstrekt niet nodig is.

De focus op voedselzekerheid heeft in veel gevallen niet gewerkt. Want ondanks de wereldwijd gestegen voedselproductie zijn honger en ondervoeding nog altijd niet uitgebannen. Het industriële voedselsysteem heeft zich erg gevoelig getoond voor
crises: klimaatverandering, natuurrampen, ziektes en oorlogen zorgen ervoor dat voedsel lang niet alle plekken op de wereld bereikt, en dat prijzen soms lokaal, maar vaak zelfs internationaal zo hard stijgen dat voldoende voedsel voor veel mensen onbetaalbaar is.

Daarom werken Both ENDS en partners aan de transformatie van voedsel- en landbouwsystemen: lokale, inclusieve en duurzame systemen die beter bestand zijn tegen externe factoren en daarmee mogelijkheden creeëren voor iedereen om duurzaam te voorzien in de eigen voedselbehoefte.

Steun voor lokale, duurzame praktijken nodig

Financiële en politieke steun voor deze agro-ecologische praktijken is echter
onontbeerlijk. Om ze te laten voortbestaan en ze uit te kunnen breiden, is het bijvoorbeeld noodzakelijk dat gemeenschappen en kleinschalige boerinnen en boeren betere landgebruiksrechten en toegang tot water hebben. Hiervoor moeten – meestal op nationaal niveau – wetten en regels worden aangepast en uitgevoerd. Ook is het belangrijk dat lokale regelgeving de verkoop van lokale producten niet in de weg zit.

Ook op internationaal niveau zijn er veel systemische veranderingen nodig om lokale, duurzame voedselproductie te stimuleren en mogelijk te maken. Handelsverdragen dwingen vaak af dat landen het oogsten en opnieuw zaaien van zaden door boeren of gemeenschappen verbieden, ten gunste van internationale zaadhandelaren met intellectueel eigendomsrecht op zaadgoed. Overheden helpen hun internationale
bedrijven met het stimuleren van overzeese activiteiten zoals de aanleg van havens en wegen ten gunste van het transport van agrarische bulkgoederen naar de rest van de wereld.

Daarnaast kan ook financiële steun nodig zijn. Kleinschalige boerinnen en boeren hebben soms een kleine financiële kickstart nodig om te kunnen verduurzamen. Gemeenschappen, coöperaties en vrouwengroepen kunnen met een klein bedrag (een small grant) nieuwe activiteiten ontplooien of bestaande activiteiten verbeteren, bijvoorbeeld een nieuwe winkel beginnen, een zadenbank aanleggen of een marketingstrategie opzetten. Both ENDS en partners pleiten daarom ook voor betere toegang tot financiële steun voor deze groepen. Momenteel gaat het meeste geld nog steeds naar grootschalige, conventionele landbouwprojecten gaat in plaats van naar
agro-ecologische methoden. Door de inzet van small grants als alternatief voor de het
huidige financiële systeem en er zo voor te zorgen dat publiek geld beschikbaar komt voor inclusieve, duurzame praktijken, kan de noodzakelijke omvorming van voedsel- en landbouwsystemen flink worden aangezwengeld.

Lees meer over dit onderwerp